Rubberlaarzen 4
(naar aanleiding van het gelijknamige verhaal van Karl Ove Knausgard, Herfst , blz.121) Het verhaal over de brandende laarzen heb ik vaak verteld aan collega’s als leuke anekdote. Een succesnummer, maar dat moet voor een groot deel komen door de manier waarop ik het verhaal vertel. Op papier is het niet buitengewoon grappig. Een ander verhaal, dat zich een dag later afspeelt, heb ik nog nooit aan iemand vertelt. De basis is steeds hetzelfde. Een bleue jongen van achttien, weinig levenservaring en beschermd opgegroeid, doet wat hem gezegd wordt terwijl zijn eigen inschatting is: “Dit lijkt mij niet zo verstandig.” De rebel die ik was op school, was nergens meer te bekennen. Zorgden de lekke laarzen vol benzine nog voor een stoere ontploffing, mijn eigen lekke laarzen zorgden voor een implosie van het zelfbeeld dat ik aan het boetseren was. Zoals op de lagere school, waar wij na een uurtje ‘vrij kleien’ onze scheppingen, hoe fraai ook soms weer tot een vierkante homp moesten